Ancylus fluviatilis O. F. Müller, 1774 ronde beekmuts
Kenmerken | Mutsvormige schelp met de top naar achteren gebogen. De top ligt op de middellijn of iets rechts daarvan. De opening is eivormig. |
---|---|
Kleur | De slak is donker gepigmenteerd. De schelp kan bijna wit zijn, gelig, of bruin tot donkerbruin. De schelp kan bedekt zijn met een donkere aanslag. |
Voorkomen | Zuurstofrijke stilstaande en (snel) stromende wateren. |
Voedsel | Detritus, micro-organismen. |
Voortplanting | |
Grootte | Schelp, hoogte tot 3,5mm, breedte tot 6mm, lengte tot 7mm. |
Ancylus fluviatilis is te vinden op hard substraat zoals stenen en hout waar ze vaak aan de zij- of onderkant zitten. Waterplanten en zacht substraat wordt gemeden. De vorm van de schelp is afhankelijk van de stroomsnelheid. Bij hogere stroomsnelheden wordt de schelp breder en krijgt de slak een groter voetoppervlak. Hierdoor is een betere vasthechting op het substraat mogelijk is.
De eikapsels worden in de lente gelegd. De kapsels zijn plat, rond, tot 4mm in doorsnee en bevatten tot 12 eieren. De eikapsels zijn voornamelijk te vinden aan de zijkant van het substraat.
De slakken worden gemiddeld 1 jaar oud.